De boodschap
Ovidius is niet in zijn gewone doen. Dat zie ik direct, want ik krijg niet de gebruikelijke begroeting bij binnenkomst. Normaal gesproken werpt hij me een grote grijns toe vanachter de kassa, terwijl ik naast hem een mandje pak en de poortjes van de supermarkt passeer. Met zo’n luide stem vraagt hij me hoe het met me gaat dat zijn hele rij klanten opkijkt. Vandaag niet. Hij kijkt gepijnigd en houdt één hand tegen zijn buik gedrukt, terwijl hij met de andere de producten van links naar rechts over de scanner beweegt.
Ik bevind mij in een supermarkt op een uitloper van de Janiculusheuvel. Het is hier anders boodschappen doen dan in het historisch centrum. Je hóórt echt bij de buurt, ongeacht of je uit Albanië of Bangladesh komt. Monteverde is namelijk een wijk vol verschillende mensen. En al die verschillende mensen doen hier boodschappen. De kassamedewerker zelf komt oorspronkelijk uit Roemenië en heet eigenlijk Ovidiu: zijn taalvaardige naamgenoot van 2000 jaar geleden werd ooit verbannen naar dit land aan de Zwarte Zee en daarom vind je er nu nog steeds mannen die deze naam dragen. Aangezien de Roemeense gemeenschap in Rome vrij groot is, zijn er in sommige supermarkten zelfs schappen met authentieke producten. Zo ook in mijn wijksupertje: bonen of sausjes, je vindt er van alles in blik en zakjes met Roemeense opschriften.
Maar de typisch Romeinse producten ontbreken uiteraard evenmin. Zoals de ‘wolvenjongen’, koekjes van AS Roma voor de voetbal liefhebbende ontbijter. Ik vermoed dat Alessandro er ook zo een is. Even verderop zie ik hem staan. Hij scheurt net het plastic van een grote doos vol zakken spaghetti af.
‘Ciao!’ roep ik hem toe.
‘Ciao cara!’
‘Hoe gaat het met je? Ik zag je laatst nog in de tram.’
‘Echt? Waarom heb je niks gezegd?!’
‘Je was druk.’ En dat was waar. Hij schreeuwde tegen zijn telefoon. Vast zijn moeder.
‘Luister’. Hij kijkt me doordringend aan. ‘De volgende keer móet je me aanspreken. Je móet. Jíj mag mij áltijd storen. Begrijp je dat? ’
Oké, Alessandro, ik zal het onthouden. Gezellig vind ik dat, boodschappen doen bij mijn supermarktvrienden. Gedurende de rest van mijn wandelingetje worden er knikjes uitgewisseld, nu eens vanaf de zuivelafdeling, dan weer vanuit de non-foodzone.
Een paar dagen later ben ik er weer. Ovidius draait zich om vanachter de kassa en begroet me met een grote grijns, terwijl ik naast hem een mandje pak en de poortjes van de supermarkt passeer. Fijn, die is er weer bovenop, denk ik bij mezelf. Als ik mijn rondje heb gemaakt – Alessandro is er niet vandaag – kom ik uit bij de kassa.
‘Zo, je bent weer beter!’
‘Ja,’ glundert hij.
‘Wat had je nou?’
‘Oh, gewoon,’ mompelt hij slechts. Beetje gênant natuurlijk om het over je stakende ingewanden te hebben met al die klanten voor je. ‘Maar ik heb pillen!’ voegt hij er opgewekt aan toe.
Blij dat alles weer bij het oude is, laad ik mijn boodschappen een voor een in de tas.
‘Wil je vliegen?’ vraagt Ovidius me opeens tussen het scannen van de producten door. Niet begrijpend kijk ik hem aan. Weer zo’n grijns. Als een paljas schudt hij een doosje ostentatief heen en weer. Maandverband met vleugels. Hij buldert het uit en krijgt de klanten ook aan het lachen. Nee, en dit is níet gênant, wou je zeggen.

Haha, leuk! 🙂
Date: Mon, 11 May 2015 20:57:00 +0000 To: marijevandervorm@hotmail.com
Ah gelukkig geen ” Carmen et error” voor deze Ovidius😎
Leuk bedacht maandverband met vleugels.
Blijft altijd leuk je verhalen te lezen! liefs
leuk geschreven. Alsof ik erbij was.
Wat een foto niet kan vertellen…😊